Gespreksregels socratisch gesprek

Uit Pareltaal
Versie door Martien (overleg | bijdragen) op 18 aug 2013 om 11:30 ({{socratische praktijkwijzer}})
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De onderstaande gespreksregels zijn grotendeels geformuleerd door één van de grondleggers van het hedendaagse socratische gesprek, Gustav Heckmann.

  1. Geen beroep op autoriteit of op anderen: In het gesprek wordt nagedacht over een fundamentele vraag op basis van wat de deelnemers ervaren hebben, niet van wat ze gelezen of gehoord hebben.
  2. Geen hypothetische gesprekken: Dit nadenken is een 'werkelijk-zichzelfonderzoeken'. Dat wil zeggen, wanneer een deelnemer twijfels heeft over het onderwerp dat ter discussie staat, dan moet hij die uitspreken. Maar heeft hij na zo'n zelfonderzoek geen twijfels meer, dan moet hij ook geen twijfel voorwenden.
  3. Geen monologen: De deelnemers moeten moeite doen zich begrijpelijk uit te drukken, maar tegelijk zo beknopt zijn dat een gesprek mogelijk wordt. Dat wil zeggen, zij moeten 'het lange betoog' maar voor een andere keer bewaren.
  4. Controle van communicatie: Iedere deelnemer concentreert zich niet alleen op zijn eigen gedachten, maar spant zich ook in die van de anderen te begrijpen. Om te bereiken dat nauwkeurig wederzijds begrijpen tot stand komt, kan de gespreksleider op ieder moment een deelnemer vragen in eigen woorden te herhalen wat een andere deelnemer naar voren heeft gebracht.
  5. Concreetheid: Gedachten over fundamentele vragen worden vaak in algemene of abstracte uitspraken uitgedrukt. Of iemand daarbij iets duidelijks denkt, dat wil zeggen of zijn uitspraak meer is dan woorden, blijkt pas wanneer hij in staat is het algemene of abstracte toe te lichten aan concrete, voor de deelnemers ervaarbare voorbeelden. In het gesprek wordt elke algemene of abstracte uitspraak aan deze test onderworpen.
  6. Streven naar consensus: Het onderzoek van een fundamentele vraag is niet afgesloten zolang ten aanzien van die vraag onder de gespreksdeelnemers nog elkaar tegensprekende opvattingen worden aangehangen.
  7. Methodische aanpak: Om overzicht te houden over het gesprek moeten de beschikbare hulpmiddelen ten volle benut worden. Dat zijn vooral het systematisch vastleggen van ui tspraken en het onderscheid tussen zaakgesprek, strategiegesprek, metagesprek (zie Vrije Ruimte, p. 194&195).

Bron

Onderdeel van vrije ruimte praktijkboek. Tevens een Socratische praktijkwijzer.